Deetman: misbruik was bekend binnen de ordes

Het misbruik van minderjarigen die hun jeugd tussen 1945 en 1981 doorbrachten in een katholieke instelling, was bekend binnen de ordes en bisdommen. Dat concludeert Wim Deetman vrijdag in zijn eindrapport naar misbruik in de katholieke kerk.

Het gaat om tussen de tien- en twintigduizend kinderen. “Hiervan mag worden aangenomen dat enkele duizenden ernstige misbruikervaringen hebben opgedaan”, staat in het rapport. De commissie heeft ongeveer achthonderd plegers van misbruik opgespoord die werkzaam waren of zijn bij bisdommen, ordes en congregaties. Van hen zijn er zeker 105 nog in leven. Hoeveel van hen nog in functie zijn, is onbekend. Hun superieuren zijn op de hoogte gesteld.

De kans op seksueel misbruik was met ongeveer 22 procent dubbel zo groot voor minderjarigen in een instelling als het landelijk gemiddelde van 9,7 procent. Er is geen ‘betekenisvol verschil’ tussen instellingen met of zonder katholieke signatuur. Voor deze schatting heeft de commissie een grootschalig onderzoek gedaan onder bijna 35 duizend Nederlanders van veertig jaar en ouder.

Het probleem was bekend binnen de kerk, maar adequaat optreden bleef uit, evenals voldoende aandacht voor de slachtoffers. Dat blijkt uit archief onderzoek bij zeven bisdommen en zestien congregaties en ordes.

De omgang met het seksueel misbruik kent ‘ernstige tekortkomingen’. Oorzaken hiervoor zijn onder meer een gesloten cultuur en het taboe in de kerk en samenleving op seksualiteit. Dit werkte het toedekken van seksueel misbruik in de hand. “Om schandaalvorming te voorkomen bleven maatregelen uit, evenals erkenning, hulp, genoegdoening en nazorg voor slachtoffers.”

De commissie noemt met name het bisdom Rotterdam, waar in de jaren tachtig mannen tot priester werden gewijd die daarvoor door de selectiecommissie niet geschikt werden geacht. Een aantal van hen maakte zich schuldig aan misbruik. De toenmalige bisschop Bär nam geen maatregelen.

Het is volgens de commissie nu zaak dat de katholieke kerk er samen met de slachtoffers door erkenning, hulp, genoegdoening en nazorg bijdraagt aan het herstel van het aangedane leed. Deetman beveelt aan dat de bisschoppen en hogere oversten jaarlijks in het openbaar verantwoording afleggen over de vorderingen hiervan.

De overheid moet daarnaast zorgen voor een geïntegreerde en effectieve aanpak van seksueel misbruik van minderjarigen. Misbruik van minderjarigen is een ‘algemeen en serieus te nemen probleem.’ Hij verwijst naar een rapport van de Gezondheidsraad, waaruit blijkt dat jaarlijks ruim honderdduizend kinderen worden mishandeld. Hij is het met de raad eens dat het een groot maatschappelijk probleem betreft.

Deetman heeft verder geen wetenschappelijke onderbouwing gevonden voor de stelling dat het celibaat dé verklarende factor is voor de mate waarin binnen de rooms-katholieke kerk misbruik voorkomt. Dat blijkt uit hetzelfde onderzoek onder 34 duizend Nederlanders.

Dat betekent niet dat er geen verband bestaat tussen het celibaat en seksueel misbruik. “Deskundigen in de geestelijke gezondheidszorg onderstrepen dat deze celibaatsverplichting in het kerkelijk kader kwetsbaar kan maken voor diverse vormen van grensoverschrijdend gedrag”, aldus Deetman.

16 december 2011, 11:02
(© Novum)