In rapportages die ten grondslag liggen aan maatregelen als uithuisplaatsing of het onder toezicht stellen van kinderen worden met enige regelmaat fouten gemaakt. Bureau Jeugdzorg, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Raad voor de Kinderbescherming hebben nog onvoldoende garanties ingebouwd om deze fouten tot een minimum te beperken.
Dat concludeert Kinderombudsman Marc Dullaert in een dinsdag aan de Tweede Kamer aangeboden onderzoek. Jaarlijks worden ruim tienduizend kinderen onder toezicht gesteld en ongeveer 3500 kinderen uit huis geplaatst. Dit betekent dat er ieder jaar duizenden feitenonderzoeken plaatsvinden, aldus de Kinderombudsman.
De fouten die voorkomen in het onderzoeksproces en rapportages variëren van een te eenzijdige duiding van incidenten tot het vermengen van feiten en meningen in de rapportage. Ook worden conclusies niet altijd navolgbaar onderbouwd of wordt informatie van informanten door Bureau Jeugdzorg niet standaard geaccordeerd. Soms zijn er daarnaast wel protocollen, maar worden die in de praktijk niet gevolgd.
Bureau Jeugdzorg, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Raad voor de Kinderbescherming moeten volgens Dullaert waar dit nog niet gebeurt ‘harde kwaliteitsgaranties’ inbouwen in hun feitenonderzoeken en rapportages. De onderzoeken en rapportages moeten aan minimale criteria voldoen. Zo moet er onder meer een heldere scheiding komen tussen feiten en meningen en moet hoor- en wederhoor standaard worden opgenomen in de rapportages. Vooral Bureau Jeugdzorg heeft hier nog een slag te maken, aldus Dullaert.
“Fouten kunnen nooit honderd procent voorkomen worden, maar je kan de kans op fouten wel zo klein mogelijk maken. Kinderen hebben recht hebben op een zorgvuldige beslissing, daarom moeten er hogere kwaliteitseisen komen”, aldus de Kinderombudsman.
2013-12-10 19:52