Het aantal Turkse en Marokkaanse Nederlanders dat met een man of vrouw uit het land van herkomst trouwt is de afgelopen jaren fors gedaald. De daling was tussen 2004 en 2007 het grootst, maar zette daarna niet door. Dat blijkt uit een gepubliceerd rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau over huwelijksmigranten.
Van de Turkse Nederlanders die in 2012 trouwden, deed vijftien procent dat een huwelijksmigrant. In 2001 was dat nog bijna zestig procent. Van de Marokkaanse Nederlanders trouwde dertien jaar geleden 55 procent met een partner uit Marokko. Dat liep terug naar twaalf procent in 2012.
De daling wordt onder meer veroorzaakt door wetswijzigingen over de leeftijdseis in 2004 en de inkomenseis in 2006. Maar ook daarvoor daalde de huwelijksmigratie al. Dat kwam onder meer door een groter aanbod van Turkse en Marokkaanse partners in Nederland, negatieve ervaringen van eerdere huwelijksmigranten en zwakkere banden met het herkomstland en de familie daar.
De meeste huwelijksmigranten komen naast uit Turkije en Marokko uit de voormalige Sovjet-Unie, Thailand en Irak. EU-migranten zijn buiten beschouwing gelaten. Zeventig procent van de huwelijksmigranten is vrouw. Vooral autochtone mannen gaan migratiehuwelijken aan met vrouwen uit de voormalige Sovjet-Unie, Zuidoost-Azië en Zuid-Amerika.
Huwelijksmigranten vinden maar moeilijk werk. Degenen die werken hebben meestal geen baan die aansluit bij hun opleiding en ervaring in hun land van herkomst. Hoogopgeleide migranten zijn vaak teleurgesteld in wat Nederland hun te bieden heeft. Vrouwelijke huwelijksmigranten hebben sowieso niet vaak een baan. Ze storten zich daarom, soms noodgedwongen, op het moederschap.
Bij huwelijksmigranten bestaat bovendien een groter risico op huiselijk geweld, zo bleek ook nog uit het onderzoek. Er zijn geen cijfers van, maar de afhankelijkheidsrelatie die ze met hun partner hebben speelt daar een belangrijke rol bij.