Nederlanders met een niet-westerse afkomst doen steeds meer mee op de arbeidsmarkt. Mensen met een migratieachtergrond uit landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië kwamen in de afgelopen jaren vaker aan betaald werk. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in een rapport.
Tijdens de crisis vielen relatief meer mensen met een niet-westerse migratieachtergrond buiten de boot op de arbeidsmarkt. Maar dit is al een tijdje aan het herstellen. Inmiddels is de kloof tussen het aandeel werkenden met een niet-westerse migratieachtergrond en dat met een Nederlandse achtergrond geslonken naar het laagste niveau sinds 2008.
Mensen met een Marokkaanse en Turkse migratieachtergrond zorgden voor het verkleinen van de kloof. De arbeidsparticipatie van deze twee groepen staat volgens het CBS hoger dan op het hoogste punt voor het begin van de financiële crisis. Daarentegen blijft het aantal personen met een Antilliaanse, Arubaanse en Surinaamse migratieachtergrond achter bij het voorlopige hoogtepunt, dat volgens het statistiekbureau in 2008 werd bereikt.
In 2018 hadden zo’n zes op de tien mensen met een niet-westerse migratieachtergrond betaald werk. Bij mensen met een Nederlandse achtergrond was dat ongeveer zeven op de tien, wat een verschil van 8,2 procentpunt betekent tussen de twee groepen. In totaal hadden vorig jaar zo’n 6,9 miljoen mensen met een Nederlandse achtergrond en bijna 1 miljoen mensen met een niet-westerse achtergrond een baan.