Bij de Nationale Dodenherdenking moeten alleen de slachtoffers in de Tweede Wereldoorlog, onder wie de 102 duizend joodse Nederlanders, worden herdacht. De joodse gemeenschap is diep gekwetst door de verbreding van de Nationale Dodenherdenking, waarbij ook militairen worden herdacht die na de Tweede Wereldoorlog omkwamen. Dat schrijft directeur Hans Vuijsje van Stichting Joods Maatschappelijk Werk woensdag in een opiniestuk in de Volkskrant.
Tot 1961 werden bij de dodenherdenking alleen de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdacht.
Sindsdien worden ook de gevallenen bij de politionele acties in Nederlands-Indië en vredesoperaties in Libanon, Bosnië of Afghanistan herdacht.
De overheid moet de herdenking volgens Vuijsje terugbrengen naar haar oorsprong, zoals die dus voor 1961 was. De herdenking krijgt volgens hem steeds meer een algemeen karakter. Volgens Vuijsje gaat dat gepaard met toenemend antisemitisme. Hij wijst erop dat in Nederland een groter deel van de joden is omgekomen dan in ieder ander Europees land.
Ondertussen zou de Shoah steeds meer verwateren tot een algemene standaard voor ‘het slechte’, waar onder meer de dierenlobby en de milieubeweging gebruik van zouden maken. Dat zou ertoe leiden dat steeds minder rekening wordt gehouden met de gevoelens van joden.
Vuijsje wijst erop dat het thema van het Comité 4 en 5 mei dit jaar ‘Vrijheid spreken wij af’ is. “Wat wij ook zouden moeten afspreken is dat er geen groep in de Nederlandse samenleving zou moeten zijn die zich onveilig voelt.” Een belangrijke daad in dat kader zou het terugbrengen van de Nationale Herdenking in haar oorspronkelijke staat zijn.
2013-05-01 11:57
Demet TV