De ongelijkheid in vermogen in Nederland is vorig jaar voor het eerst sinds het begin van de crisis niet verder toegenomen, heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) becijferd. Een kleine groep huishoudens bezit nog wel een groot deel van het totale vermogen. Daarmee kent ons land een relatief grote ongelijkheid, aldus het statistiekbureau.
Dat de verschillen tussen rijk en arm vorig jaar stabiliseerden heeft te maken met aantrekken van de woningmarkt. Tussen 2009 en 2013 nam de ongelijkheid in de verdeling van alle bezittingen en schulden nog toe. Dit kwam vooral doordat de huizenprijzen door de crisis alsmaar daalden.
Gemiddeld is de eigen woning goed voor meer dan de helft van het vermogen van huishoudens. Rijkere mensen hadden er relatief minder last van dat de waarde van hun huis terugliep omdat zij ook nog over veel andere spaartegoeden of aandelen beschikten.
Gini
Het CBS meet de vermogensongelijkheid met de zogeheten Gini-coëfficiënt. Deze kwam in 2014 uit op 0,894, waarbij score 0 staat voor gelijke verdeling en 1 voor maximale ongelijkheid. In 2009 was dat nog 0,773.
Wanneer de woningwaarde en de uitstaande hypotheekschuld in het vermogen niet worden meegeteld, dan is de vermogensongelijkheid tijdens de crisisjaren nauwelijks toegenomen.
De inkomens zijn in Nederland veel minder ongelijk verdeeld. In 2014 lag de inkomensongelijkheid met een Gini-coëfficiënt van 0,286 vrijwel op hetzelfde niveau als in de voorgaande acht jaren. Alleen in 2007 nam deze ongelijkheid even licht toe. Dit kwam volgens het CBS door een gunstige fiscale regeling voor het uitkeren van dividend aan directeur-grootaandeelhouders.
15-12-2015 © Demet TV