Voor een roofmoord die in 1999 werd gepleegd in een shoarmazaak in Utrecht heeft justitie dinsdag dertien jaar celstraf geëist. De zaak bleef jaren onopgehelderd totdat de veronderstelde dader door een dna-spoor aan de moord werd gelinkt, meldt het Openbaar Ministerie in Utrecht.

Een medewerker van de shoarmazaak aan de Amsterdamsestraatweg werd ruim veertien jaar geleden dood gevonden. Hij was met messteken omgebracht en in de kassa ontbrak geld. Op en rond de kassa en op andere plekken in de zaak werden bloedsporen gevonden. Op basis van die sporen werd een dna-profiel samengesteld.

Dat profiel leverde jarenlang geen hit op in de dna-databank. In 2011 werd de man die nu van de moord wordt verdacht veroordeeld voor een diefstal. In het jaar daarna moest hij vanwege die veroordeling celmateriaal afstaan. Hier kwam hij echter niet voor opdagen, waarop een aanhoudingsbevel uitging. Enkele maanden later werd hij aangehouden op Schiphol.

Toen alsnog een dna-profiel werd gemaakt, zag het Nederlands Forensisch Instituut begin vorig jaar een overeenkomst met het spoor van de moord in de shoarmazaak. De man werd op 18 juni aangehouden en zit sindsdien vast.

De inmiddels 37-jarige verdachte heeft volgens justitie wisselende verklaringen over de zaak afgelegd. Hij zou nooit of juist regelmatig in de zaak zijn geweest. Ook zou hij het slachtoffer niet of heel goed kennen. Dat zijn bloed in de zaak is gevonden, zou komen doordat hij er zijn eigen shoarma mocht snijden. De verdachte heeft volgens justitie een ‘aanzienlijk strafblad’, gebruikt drugs en kampt met een scheiding, geldnood en gokproblemen.

Justitie verdenkt de man ervan het slachtoffer om het leven te hebben gebracht om geld te kunnen stelen. Daarmee is sprake van doodslag. Dat het lang geleden gebeurde, is volgens justitie geen reden om een lagere straf te eisen.

2014-03-18 12:03